Ik exposeer mijn werk. En vanaf dat moment mag je er wat van vinden. Absoluut. Maar het is niet altijd leuk. En of je dan ook gelijk iets over mij moet vinden?
Over Vincent van Gogh, toch niet de minste, las ik dit:
Van Gogh hoopte op een succes met De aardappeleters. Hij vond dat hij een echt ‘gevoeld’ boerenschilderij had gemaakt. Nog voordat het schilderij af was, maakte hij er een litho van. Hiermee kon zijn broer Theo, kunsthandelaar in Parijs, alvast reclame maken. Ook kunstenaarsvriend Anthon van Rappard ontving een afdruk. De reacties waren niet zoals Vincent had gehoopt. Theo vond het te somber: in Parijs was de kleurrijke kunst van de impressionisten ‘in’. Van Rappard was het hardst in zijn kritiek: hij vond de figuren technisch mislukt. ‘En waarom mag die man rechts geen knie hebben […] en waarom moet zijn arm een meter te kort zijn? […] en waarom moet die vrouw links zo’n pijpesteeltje met een dobbelsteen eraan tot neus hebben.’ (Utrecht, mei 1885).
Haters gonna hate, denk ik dan. Zoiets moet Daan Roosegaarde ook gedacht hebben toen hij wegliep bij Zomergasten. Lieten ze nou echt filmpjes zien van mensen die zeiden dat zijn uitvindingen niet van hem waren?
Ik kan me zijn verontwaardiging wel voorstellen eigenlijk. Maar of het nou in positieve of negatieve zin is, kunstenaars zijn publieke figuren die blootstaan aan meningen van anderen over hun werk én over henzelf. Soms neemt dat echt de vorm van broodjes aap aan, regelrechte mythevorming. Wat er rondom Banksy gebeurt bijvoorbeeld, ik vind dat echt grappig. Die jongen spéélt er gewoon mee, neemt iedereen op de hak. En maar gissen wie die Banksy toch is…